Toen ik als babyboomer uit 1947 een aantal jaren in dit ondermaanse had rondgescharreld, ging ik inzien waarom ik door mijn lieve ouders onder andere de bijnaam “wonderevreter” kreeg opgeprikt. Zij die de verschrikkingen van de tweede wereldoorlog en een strenge hongerwinter hadden doorstaan, konden er maar zeer weinig begrip voor opbrengen dat hun boreling behoorlijk kieskeurig bleek wat betreft het aan hem voorgezette voedsel.
Ik was naar verluid best een gezeglijke kleuter, maar als het op eten aankwam steeg de graad van onhandelbaarheid tot vulkanische temperaturen. Met andere woorden: als mij iets werd voorgezet waartegen de smaakpapillen furieus in opstand kwamen, was er geen land met uw chroniqueur in de dop te bezeilen. Ik weet niet meer precies welke – volgens mijn ouders – “gezonde lekkernijen” mij allemaal werden aangesmeerd, maar bijvoorbeeld het toen populaire postelein bleek er met geen stamper in te krijgen.
Als ik aan die “slinger om je smoel”(destijds de volkse bejegening van deze groente) terugdenk krijg ik soms alsnog een posttraumatische rilling. Ook “naakte meiden in gras” (een naoorlogse delicatesse van witte bonen gemengd met snijbonen) waren als heilzaam voedsel bepaald geen favoriete hap voor dit knulletje. Dat is trouwens veel later een stuk beter geworden, maar dan hebben we het niet meer over voedsel….. maar over “voer voor hemelse fantasieën….”
En zo had ik nog wel meer aversies tegen de thuis altijd met zorg bereide kost. Tot moeder genoeg kreeg van het gelamenteer en traineren van haar zoon. De bijnaam was geboren (zie boven) en het verzet werd gebroken door toepassing van het adagium “eten wat de pot schaft” (en als ze een ongeduldige dag had werd het al snel kortaf: “vreten……”). Dit gekoppeld aan het dreigement: “en zo niet, dan krijg je morgen weer hetzelfde opgewarmde kliekje voorgezet” (een toen nog niet zo bekende truc om dwarsliggerige et(t)er-tjes op het rechte spoor te krijgen).
Aan die knevel werd mijn inziens met zodanige hardvochtigheid de hand gehouden dat voor mij een pseudo hongerwinter dreigde als er niet snel werd gecapituleerd. En dat gebeurde ook op een zodanige manier dat ik in mijn verdere eetbestaan gewillig al het voorgezette voedsel slik. Meestal met veel smaak, maar een enkele keer toch met een ouderwets rillinkje.
Als u al niet bent afgehaakt kan ik me voorstellen dat u denkt: wat hebben deze ontboezemingen over (vr)eten te maken met een potje voetbal?
Welnu, na afloop van de eeuwige broederstrijd tussen Bordeauxrood en AFC op het zonovergoten Loopveld borrelde, onder het genot van een patatje met, de kop boven deze impressie onweerstaanbaar richting grijze haren annex cellen. Want helaas is het zo dat je soms op een mooie zaterdagmiddag moet “eten – en verteren – wat de voetbalpot schaft”. Want om maar met de deur in huis te vallen: voor Bordeauxrode adepten was het deze middag in overdrachtelijke zin “niet om te vreten” wat men van de kant van de thuisclub kreeg voorgeschoteld.
Was het vorige week tegen Arsenal – weliswaar dik verloren – nog af en toe redelijk te schaften qua inzet en spel, daar was met de beste wil van de wereld tegen AFC totaal geen chocola van te maken. Het door coach Kumar met VanGaalse robuustheid deze week in de Telegraaf – weliswaar met een knipoog – nog verkondigde “opvreten van de tegenstander”, werd door de op alle fronten feller, fitter, sneller, manlijker, balvaardiger en als hecht team ballende gasten gedurende twee keer vijfenveertig minuten spelenderwijs in de kiepelton gedeponeerd. Vanaf het begin werd al duidelijk dat de AFC-ers geen peper nodig hadden om furieus de aanval te kiezen en gevaarlijk te worden.
Met enig kunst- en vliegwerk slaagde de opnieuw geïmproviseerde defensie van AMVJ er echter in het eerste half uur nog ongeschonden door te komen. Aanvallend viel er voor een machteloze voorhoede aan de andere kant niet veel te halen. Mijn opschrijfboekje bleef akelig wit wat mogelijkheden laat staan kansen betreft. Maar toen de geest van Sinterklaas net als vorige week plots weer vaardig werd over het Kumarcohort stond er binnen vijftien minuten een onoverbrugbare achterstand op het overwerkte scorebord (het viel in de tweede helft ook pardoes uit).
Want Bordeauxrood zakte direct na het eerste volstrekt onnodige presentje (0-1) ook mentaal als een plumpudding ineen en bood de tegenstander alle egards en ruimte om zich de thee in alle rust en opgewektheid goed te laten smaken. Want in de laatste 12 minuten voor rust was de schaamrode stand tot 0-5 opgelopen. Met wat wissels en een iets mildere tegenstander werd het er bij AMVJ weliswaar niet veel beter op, maar kon een echt torenhoge blamage worden voorkomen. Er werd na 60 minuten nog één keer gescoord door AFC (0-6), waarna de scheids van dienst – de (zeer) jonge heer met een voor deze pot onbedoeld toepasselijke naam: Schaft – AMVJ een half uur later en verder ongeschonden een uitweg naar de kleedkamer verschafte.
Op de vraag of er sprake is van crisis na deze voor AMVJ onverteerbare hap, zei coach Kumar het volgende:
Rest mij te hopen, dat de maaltijd volgende week al wat beter wordt opgediend.
Dirk