In de wielersport kennen ze het woord proloog toe aan een soort voorspel bij een rittenkoers; meestal een korte tijdrit om iemand direct in de leiderstrui te kunnen hijsen.
Over het tegengestelde: de epiloog – een of ander naspel – hoor je ze daarentegen nooit reppen.
Zou ook raar als zijn als na de laatste etappe een soort toetje op de fiets alsnog de winnaar zou moeten aanwijzen.
Voor- en naspel zijn in het seksleven van de mens wel degelijk activiteiten die, als het goed is, beiden worden gekoesterd. Maar de termen epi- en proloog worden daarvoor in het overeenkomstige vocabulaire niet gebezigd.
En dus laten we dat onderwerp verder rusten.
Dat is anders in de literaire wereld. Daar vind je wel heel veel prologen (“voorwoorden”) evenals epilogen (“naschriften”).
Het door mij tot nu mild begeleide Bordeauxrood, kende voor de start van het seizoen ook een merkwaardige proloog: het pijlsnel en halsoverkop moeten schakelen van een riante start van deze competitie met twee selectie-elftallen naar een jachtig zoeken naar nieuw voetbalbloed ter aanvulling om in ieder geval één ploeg van 24 man aan de start te krijgen. Die proloog was nodig geworden door het plotselinge vertrek van trainer met assistentie en medenemen van een stel spelers. Deze “exit” bracht daarna een verdere stroom van uittreders op gang, waardoor de uitgangsteller pas bleef staan bij selectielid eenentwintig (!).
Het lukte de eveneens kakelverse trainersstaf echter om in recordtijd een heel nieuw team – noodgedwongen meest van buiten afkomstige nieuwelingen – te rekruteren.
De voorbereiding was dermate krap dat het meer leek op een uit de hand gelopen kennismakingsperiode dan op een heuse voorbereiding op het zware werk in 3B.
Op grond daarvan waren bij de kenners de verwachtingen zeker in het begin niet al te hoog gespannen. De start was echter best redelijk met beperkte verliezen tegen best aardige tegenstanders. Zelfs een schlemielige 0-1 op het allerlaatste moment tegen de toenmalige koploper SDZ.
De hoop dat de forse trainingen meer rendement met zich zouden brengen strandde op de langzaam oplopende schade.
Ook was het steeds vaker zo dat de achterstand na een gering aantal minuten al zodanig was dat de rest van de pot ook administratief afgehandeld had kunnen worden.
Zelf scoren zat helaas diep verborgen in het lesboek van het team; veel nullen en nooit meer dan een enkele keer twee per wedstrijd.
Zes tegendoelpunten in één potje leken langzamerhand en soort standaard te worden. Met een enkele uitschieter naar boven, maar ook weer, verrassend genoeg, naar beneden. Waarna af en toe een sprankje van verwondering bij de paar echt trouwe supporters op het gelaat te zien was, wanneer bij een hopeloze achterstand toch de moed werd opgebracht om voor een beter aanzien van het resultaat te knokken.
En dan bleek ook dat het echt mogelijk was de bal langduriger naar de eigen kleur te spelen en een aardige aanval op te zetten.
In combinatie met de niet aflatende ijver van de trainer en zijn mensen om op de training beter samenspel in te slijpen en het moreel hoog te houden, waren dit soort oplevingen gretig voedsel om vertrouwen te houden dat het muntje toch een keertje goed zou vallen.
Tot de wedstrijd van vandaag tegen EMM (afkorting van het veelzeggende “Eendracht Maakt Macht”) is dat helaas niet gebeurd, zodat de teller nog steeds op die hatelijke nul punten stond; en het doelsaldo een bijna een record-hoog negatief liet zien.
Hoop op een eerste puntje vocht tegen de feitelijke berusting dat een nieuwe degradatie aanstaande is.
Het was lekker weer, het veld in redelijke staat en de scheids van dienst was alweer een oude bekende: de good old heer Blommesteijn, met wie ik een gezellige “proloog” had.
En die, het moet gezegd, een niet al te moeilijke en vermoeiende pot kreeg voorgeschoteld.
Want daarin kwamen vandaag alle hierboven genoemde minder positieve aspecten van het optreden van Bordeauxrood aan het felle zonlicht.
Zo drentelde ik met mijn stoeltje vlak na de aftrap het veld op om te zien dat er een eerste record werd gebroken. Binnen de minuut scoorde de tegenstander de 0-1 en na 8 minuten werd bewaarheid dat het spel al weer gespeeld was (0-2).
Gewoontegetrouw bleef het daarna een kleine 20 minuten droog, maar daarna was het in minuten 27 en 31 weer raak (0-4).
En daarmee was opnieuw een record voor de club werkelijkheid geworden: 100 tegendoelpunten in 20 wedstrijden (bij het eind opgelopen tot 104).
Ik weet het vrienden, het lijkt wellicht voor een enkeling een cynische mededeling, maar weet dat mijn hart bloedt, mijn compassie met deze voetballers groot is, maar dat dit louter een kloppend en nuchter feitenrelaas is.
Geldt ook voor de heel enkele keer dat de middenlijn werd overschreden. Omdat de opnamecamera van de club alleen de bal volgt, heb ik ten bewijze een kort filmpje gemaakt van het gebied van de tegenstander (met een kleumende keeper en grens).
Ik snap ook dat je niet gelukkig wordt als je weer met een 0-5 (in de 39e minuut) de kleedkamer in moet om een waarschijnlijk niet zo positieve evaluatie te moeten aanhoren.
Maar het is wel te gek voor woorden (en clubonwaardig) dat je je frustratie zodanig kenbaar maakt dat de scheids je terecht bestraft met een rode en nog twee gele kaarten (na rust ook nog eentje). En je dus ook nog verder moet met een mannetje minder in de rest van het drama.
Na rust liep de schade met regelmaat verder op naar een score (0-8) die net lag onder de vorige uitslag (9-0) tegen deze ook bepaald geen hoogvlieger op de stand.
Na het laatste fluitsignaal kwam de berusting als overwinnaar uit mijn binnenste. “Het is zoals het is, de boys komen te veel tekort en dat is ook feitelijk gebleken.”
Zelfs de hoop dat er nog een verrassing inzit, is zodanig tot een minimum geslonken dat dit ook voor mijn lezers een epiloog is over een mislukt seizoen.
Mocht ik ongelijk krijgen – wat ik stilletjes hoop – dan kom ik natuurlijk met een juichverhaal terug. Want ik blijf ze volgen tot het waarschijnlijker bittere eind.
Dirk